Biografie Eduardo

Eduardo Ortiz de Landázuri werd op 31 oktober 1910 in Segovia (Spanje) geboren. In 1933 studeerde hij af in de medicijnen en in 1944 promoveerde hij. Bewust van zijn goddelijk kindschap, ontwikkelde hij langzamerhand een eenvoudige en robuuste vroomheid.

Hij begon zijn beroepsleven in het ziekenhuis ‘Hospital del Rey’ te Madrid. In 1935 ging hij voor verdere specialisatie naar Duitsland. Daarna begon hij in 1940 in Madrid te werken in het ziekenhuis ‘Hospital Clínico’ als medewerker van dr. Jiménez Díaz, die hij altijd als zijn leermeester in de medicijnen heeft beschouwd. In 1946 werd hij hoogleraar in de algemene pathologie aan de medische faculteit te Cádiz. Niet lang daarna stapte hij over naar de klinische pathologie aan de Universiteit van Granada. In september 1958 werd hij aangesteld bij de net opgerichte medische faculteit van de Universiteit van Navarra, waar hij tot aan zijn pensioen werkte.

Bij het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog werd zijn vader, die beroepsmilitair was, in Madrid gevangen genomen en ter dood veroordeeld, ook al had hij niet deelgenomen aan de bloedige gebeurtenissen van die dagen. Met zijn moeder en zus bracht Eduardo de nacht voor de executie, die op 8 september 1936 werd voltrokken, bij zijn vader door. Terugdenkend aan deze dagen zei hij dat deze “de smartelijkste van mijn leven waren”. De executie van zijn vader trok een diep spoor door zijn ziel en deed hem in een religieuze crisis belanden, die tot een innerlijke ommekeer naar God leidde.

Op 17 juni 1941 trouwde hij met Laura Busca Otaegui. Ze hadden elkaar in 1935 leren kennen in het ziekenhuis ‘Hospital del Rey’, waar zij op de afdeling farmacie werkte. Ze kregen zeven kinderen. Zijn gezin stond bij hem altijd op de eerste plaats.

Op 1 juni 1952 vroeg hij om toelating tot het Opus Dei. De kennismaking met het Werk betekende voor hem het begin van een serieuze inspanning om zijn geloofsleven te verbeteren. Hij volgde daarvoor de weg die door de stichter, de heilige Jozefmaria Escrivá, met diens onderricht en leven was geopend. Hij heeft de stichter persoonlijk leren kennen en waarderen. Bewust van zijn goddelijk kindschap, ontwikkelde hij langzamerhand een eenvoudige en robuuste vroomheid. Bij hem was altijd een diepgewortelde vrede en vreugde te zien, ook wanneer hij geconfronteerd werd met tegenslagen en vermoeidheid.

Hij werkte verbazingwekkend hard. Hij begon zijn dag vroeg, met gebed en het bijwonen van de heilige Mis, en eindigde in de eerste uren van de volgende dag. Hij was behulpzaam voor zijn collega’s en medewerkers. Studenten stond hij bij met raad en daad, zowel op studie- als op menselijk vlak. Hij ging fijngevoelig met iedereen om en probeerde altijd beschikbaar te zijn. Tegelijkertijd was hij veeleisend met zichzelf en met anderen, omdat hij van mening was dat de van God ontvangen talenten benut moesten worden. De patiënten zagen hem als een vriend die zich als mens voor hen interesseerde en die hen zowel op lichamelijk als geestelijk vlak wilde helpen.

In het Opus Dei ontdekte hij de eenheid van leven. Hij begreep dat de zorg voor zijn gezin, zijn studie en werk, zijn omgang met vrienden, collega’s en studenten doordrongen moesten zijn van christelijke geest. Alles wat hij deed hielp hem om de omgang met God te zoeken; het opdragen van heel zijn leven werd aldus omgevormd tot een daadwerkelijk contemplatief gebed.

In 1983, op 73 jarige leeftijd, stopte hij met het geven van onderwijs. Kort daarna werd bij hem kanker geconstateerd. Onderzoek wees uit dat die op veel plaatsen was uitgezaaid. Hij was zich direct bewust van de ernst van zijn ziekte en greep deze aan om zich te verenigen met het lijden van Christus aan het kruis omwille van de Kerk. De laatste twee jaar van zijn leven was hij nog zeer actief in zijn beroep, vol van het verlangen veel mensen tot God te brengen. Op 1 mei 1985 werd hij opgenomen in het academisch ziekenhuis van Pamplona, waar hij zich jarenlang had ingezet voor zijn patiënten. Op 20 mei overleed hij er nadat hij het volgende gebed had uitgesproken: “Heer, vermeerder mijn geloof, vermeerder mijn hoop, vermeerder mijn liefde, opdat mijn hart op het Uwe mag lijken.”

Vanaf dat moment verbreidde zich de faam van zijn heiligheid, die velen al tijdens zijn leven hadden waargenomen. Steeds meer mensen richten zich tot God op zijn voorspraak.