Jezus Christus leren kennen, Hem laten kennen

Javier Echevarría, ‘Itinerarios de vida cristiana’, Uitgeverij Planeta, 2001. (Hoofdstuk 2). Aan de christenen is de nobele taak toevertrouwd Jezus Christus aan de medemensen te tonen.

Maaltijd te Emmaus. Caravaggio (1571-1610)

De christenen dienen zich te voelen als gezondenen door Christus – zoals Hijzelf door zijn Vader gezonden is – om het Evangelie te verkondigen met ons leven en door onze daden.

“De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de blijde boodschap.” Met deze woorden begon Christus zijn taak. Met Christus en in Christus, met de genade van het doopsel, zijn wij in staat door ons handelen en spreken, de mensen in onze omgeving toe te roepen: geloof in het Evangelie! Dat wil zeggen: open gerust je verstand en je hart voor Jezus Christus, heb vertrouwen in de Verlosser (...).

Jezus Christus vraagt zijn volgelingen zijn boodschap op deze aarde te verspreiden. En Hij wil dat wij het doen met uitdaging en optimisme, eigen aan degene die weet dat die leer voor altijd geldt en altijd nieuw is: met de blijvende nieuwheid van de liefde, die in staat is het gedrag van mensen van alle tijden in de meest uiteenlopende omstandigheden, te inspireren.

Maar de overgrote meerderheid, de grote verscheidenheid van de christenen die geroepen zijn tot heiligheid midden in de wereld, moeten de Meester laten kennen door goed te werken en de andere verplichtingen die onder hun verantwoordelijkheid vallen met menselijke volmaaktheid en in christelijke geest te vervullen.

De heilige Jozefmaria stelt in een van zijn geschriften een vraag die altijd van toepassing lijkt te zijn: “Verbreid het christelijke leven zich in mijn omgeving? Denk daar dagelijks over na”. Het eigen en persoonlijke antwoord op deze vraag, die zowel eenvoudig als compromitterend is, zal ons in staat stellen af te leiden of wij diep doordrongen zijn van onze christelijke roeping, en of het ons niet aan durf ontbreekt en of wij ons niet terugtrekken wanneer we geconfronteerd worden met een mentaliteit die vijandig tegenover Jezus Christus staat.

Het eerlijk stellen van deze vraag kan ons helpen de neiging te overwinnen inconsequent te zijn en een niet te rechtvaardige scheiding tussen privéleven en sociaal of beroepsleven toe te laten. Zo’n neiging komt in tijden van culturele veranderingen vaak voor. Een dergelijke houding zou er op duiden dat wij onvervangbare waarden als waarheid, het goede en de deugd aan de kant hebben gezet, om die te vervangen door een gemakkelijke benadering die min of meer ‘politiek correct’ is omdat die geen wonden veroorzaken; niet omdat zij, zoals het hoort, doordrongen zijn van begrip en naastenliefde, maar omdat zij inhoudloos zijn en alleen een façade van respect afdwingen, en soms niet eens dat.

Sterk in het geloof, zeker in de hoop, overtuigd van de ware liefde, zo dienen de christenen de uitdaging aan te gaan die kenmerkend zijn voor de tijd van nu. Dag in, dag uit moeten wij op de eerste plaats en vóór alles ons inspannen om Christus beter te leren kennen. Daaruit vloeit voort dat wij ook moeite zullen doen om Hem als de enige Verlosser te laten kennen, als degene die de unieke boodschap vol woorden van eeuwig leven verkondigd heeft en tot realiteit heeft gebracht: de boodschap van de eeuwige liefde van God de Vader (...).

Aan de christenen is de nobele taak toevertrouwd Jezus Christus aan de mensen te tonen. Sommigen zullen dit in de praktijk brengen door te preken. Anderen door het getuigenis van hun religieuze toewijding. Maar de overgrote meerderheid, de grote verscheidenheid van de christenen die geroepen zijn tot heiligheid midden in de wereld, moeten de Meester laten kennen door goed te werken en de andere verplichtingen die onder hun verantwoordelijkheid vallen met menselijke volmaaktheid en in christelijke geest te vervullen. Ik citeer opnieuw de heilige Jozefmaria: “Christus onze Heer werd gekruisigd. Aan het kruis heeft Hij de wereld vrijgekocht door de vrede tussen God en de mensen te herstellen. Jezus Christus herinnert ons er allemaal aan: et ego si exaltatus fuero a terra, omnia traham ad me ipsum (Joh. 12, 32). Wanneer ik van de aarde zal zijn opgestegen, zal ik alles tot Mij trekken. Als u mij aan het begin van al uw menselijk handelen plaatst, door uw plicht van ieder ogenblik te vervullen, door mijn getuigen te zijn in al wat groot en in wat klein lijkt, omnia traham ad meipsum, dan zal ik alles tot mij trekken. Dan zal mijn koninkrijk onder u werkelijkheid gaan worden!”