Jezus verkondigt het Rijk Gods en roept op tot bekering

“Waarheid en gerechtigheid, vrede en vreugde in de Heilige Geest, daarin bestaat het koninkrijk van Christus. Dat Rijk is het goddelijk handelen waardoor de mensen worden gered” (H. Jozefmaria, "Als Christus nu langskomt", 180). Teksten van de stichter van het Opus Dei over het derde lichtende geheim van de rozenkrans.

Nadat Johannes was gevangen genomen, ging Jezus naar Galilea en verkondigde er Gods Blijde Boodschap. Hij zei: 'De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.' Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep, zag Hij Simon en de broer van Simon, Andreas, terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer; zij waren namelijk vissers. Jezus sprak tot hen: 'Komt, volgt Mij, Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.' Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem. Mc. 1, 14-18.

TEKSTEN VAN DE HEILIGE JOZEFMARIA:

De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap (Mc. 1,15). Al het volk kwam naar Hem toe en Hij onderrichtte hen (Mc. 2,13). Jezus ziet de boten aan de oever liggen en stapt in één van deze boten. Met wat een natuurlijkheid stapt Jezus in de boot van ons leven! Wanneer je je tot de Heer richt, besef dan dat Hij altijd heel dicht bij je is, dat Hij in je is: Het Rijk Gods is midden onder u (Lc. 17, 21). Je zult Hem vinden in je hart. Christus moet vóór alles heersen in onze ziel. Opdat Hij in mij kan heersen, heb ik een overvloed van zijn genade nodig. Alleen dan zal alles, elke hartslag, elke ademtocht, elke oogopslag, ieder onbeduidend woord en de meest elementaire gewaarwording veranderen in een hosanna voor mijn Koning Christus.

Duc in altum! – Kies het ruime sop! – Schud het pessimisme van je af dat je laf maakt. Et laxate retia vestra in capturam. En werp je netten uit voor de vangst. Wij moeten vertrouwen hebben in deze woorden van de Heer; in de boot stappen, de riemen grijpen, de zeilen hijsen en uitvaren naar deze zee van de wereld die Christus ons als erfdeel geeft. Et regni eius non erit finis, zijn Rijk zal geen einde hebben! Verheugt het je niet, voor zo'n Koninkrijk te werken.De Heilige Rozenkrans, supplement, 3e geheim van het licht

Christus begint zijn prediking op aarde niet met een politiek programma, maar Hij zegt: Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij (Mt 3, 2; 4, 17). Hij draagt zijn leerlingen op dit goede nieuws te verkondigen (zie Lc 10, 9) en Hij leert ons dat we in ons gebed om de komst van het koninkrijk moeten vragen (zie Mt 6, 10). Dat is het rijk van God en zijn gerechtigheid, een heilig leven; dat is wat we in de eerste plaats moeten zoeken, (zie Mt 6, 33) alleen dit is wat werkelijk noodzakelijk is (zie Lc 10, 42).

De verlossing die Christus verkondigt is een uitnodiging die Hij tot iedereen richt: Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen die hij tot de bruiloft had uitgenodigd(Mt 22, 2). Daarom openbaart de Heer dat het Koninkrijk Gods midden onder u is (Lc 17, 21).

Niemand die uit eigen beweging de liefdevolle eisen van Christus aanvaardt, wordt uitgesloten van de verlossing: opnieuw geboren worden (zie Joh 3, 5); worden als een kind, in eenvoud van geest (zie Mc 10, 15; Mt 18, 3;5, 3) zijn hart verre houden van alles wat ons van God verwijdert [“Voorwaar, Ik zeg u: Voor een rijke is het moeilijk het Rijk der hemelen binnen te gaan” (Mt 19, 23)]. Jezus wil daden en niet alleen maar woorden (zie Mt 7, 21). Hij verlangt een volledige inzet want alleen degenen die strijden, zullen het eeuwig erfdeel verdienen (“Het Rijk der hemelen wordt geweld aangedaan en geweldenaars maken het buit” (Mt 11, 12).

De voltooiing van het koninkrijk — het definitieve oordeel waardoor we gered of verdoemd worden — zal niet hier op aarde plaatsvinden. Het koninkrijk is nu als een zaadje, (zie Mt 13, 24) als het groeien van het mosterdzaadje (zie Mt 13, 31-32). De voltooiing is te vergelijken met de visvangst waarbij een sleepnet op het land wordt getrokken, waarna degenen die gerechtigheid hebben beoefend en degenen die onrecht hebben bedreven er met een verschillende bestemming uit worden gehaald (zie Mt 13, 47-48). Maar zolang we hier op aarde leven, lijkt het koninkrijk op zuurdesem dat een vrouw nam en met drie maten meel mengde, totdat de hele massa was gegist (zie Mt 13, 33).

Wie begrijpt over welk rijk Christus spreekt, die begrijpt ook dat het de moeite waard is om alles op het spel te zetten om het te verwerven: het is de parel die de koopman krijgt door alles te verkopen wat hij bezit; het is de schat die op de akker wordt gevonden (zie Mt 13, 44-46). Het koninkrijk der hemelen is moeilijk te veroveren en niemand heeft de zekerheid dat hij het zal bereiken (zie Mt 21, 43; 8, 12), hoewel zijn poorten wagenwijd opengaan bij het nederig roepen van de rouwmoedige mens. Een van de misdadigers die met Jezus waren gekruisigd smeekt Hem:Heer, denk aan mij, wanneer Gij in uw koninkrijk gekomen zijt. En Jezus sprak tot hem: Voorwaar, Ik zeg u: Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs (Lc 23, 42-43). Christus Komt Langs, nr. 180.

Bij onze dagelijkse bezigheden, op het moment dat we de drang tot egoïsme overwinnen, wanneer we blij zijn om onze vriendschap met andere mensen, steeds moet een christen God weer ontmoeten. Door Christus en in de heilige Geest heeft de christen een innige verbondenheid met God de Vader en gaat hij zijn weg op zoek naar dat koninkrijk dat niet van deze wereld is, maar dat in deze wereld wel een begin heeft en dat hier wordt voorbereid. Christus Komt Langs, nr. 116.

Hier ligt een grote opgave en het zou verkeerd zijn een afwachtende houding aan te nemen, want de Heer zegt uitdrukkelijk: Doet daar tijdens mijn afwezigheid zaken mee (Lc 19, 13). Terwijl we wachten op de wederkomst van de Heer, die zal komen om zijn koninkrijk volledig in bezit te nemen, kunnen wij niet met onze armen over elkaar gaan zitten. De uitbreiding van het rijk van God is niet alleen de officiële taak van de leden van de Kerk die Christus vertegenwoordigen omdat zij de wijdingsmacht van Hem hebben gekregen. Vos autem estis corpus Christi (1 Kor 12, 27), ook gij vormt samen het Lichaam van Christus, leert de apostel ons, met de concrete opdracht tot het einde toe zaken te doen. Christus Komt Langs, nr. 121.

Sinds we voor het eerst bewust besloten hebben om volledig volgens de leer van Christus te gaan leven, zijn we zonder twijfel een stuk gevorderd op de weg van de trouw aan zijn woord. Maar is het niet zo dat er nog veel gedaan moet worden, dat er nog veel hoogmoed in ons is? Zonder twijfel moeten we nog ergens in veranderen: we hebben een grotere trouw en een diepere nederigheid nodig om minder egoïstisch te zijn zodat Christus in ons kan groeien, want: Illum oportet crescere, me autem minui, Hij moet groter worden en ik kleiner (Joh 3, 30).

We kunnen niet stilstaan. We moeten op het doel afgaan dat de heilige Paulus ons voorhoudt: Ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij (Gal 2, 20). Het is een prachtige ambitie, de hoogste die er is: de vereenzelviging met Christus, de heiligheid. Er is geen andere weg als we consequent willen zijn met het goddelijk leven dat God door het doopsel in onze ziel deed ontkiemen. Vooruitgang is groeien in heiligheid, achteruitgang is zich afsluiten voor de normale ontwikkeling van het christelijk leven. Het vuur van de liefde voor God moet aangewakkerd worden, zodat het elke dag verder om zich heen kan grijpen en dieper in de ziel kan binnendringen. Als er steeds iets op het vuur wordt gegooid blijft het branden, en anders dooft het uit. (…)

Ga ik vooruit in mijn trouw aan Christus? In mijn verlangen naar heiligheid? In onbaatzuchtig apostolaat in het dagelijks leven, op mijn werk en onder mijn collega's?

Laat ieder deze vragen voor zichzelf beantwoorden en hij zal zien dat hij ergens in moet veranderen om Christus in zich te kunnen laten leven en opdat zijn beeld onvervalst wordt weerspiegeld in zijn gedrag. Christus Komt Langs, nr. 58.