Vrijheid en geweten (IV): Met vrijheid bouwen aan de toekomst

De vrijheid is niet zomaar een recht, ze roept de christenen op tot het nemen van de eigen verantwoordelijkheid om oplossingen aan te dragen voor de maatschappelijke problemen van hun tijd en daarbij rekening te houden met de vrijheid van anderen.

Ik wil dat u een muiter bent, vrij van alle banden, want ik wil –Christus wil– dat wij kinderen van God zijn” [1]. De heilige Jozefmaria heeft zich onvermoeibaar ingezet en al zijn gesprekspartners gestimuleerd om zich met durf en verantwoordelijkheid als vrije mensen te gedragen, en om deze vrijheid die Christus voor ons gewonnen heeft, te verdedigen of op te eisen, zonder te wachten tot ze ons door anderen wordt gegund.

Dit is een van de belangrijke sleutels om de grootsheid te begrijpen van het gewone leven van iedere man en vrouw die binnen dit kader elke dag weer moet groeien in datgene wat de kern vormt van zijn waardigheid: de persoonlijke vrijheid van de kinderen van God.

In zijn leven was de heilige Jozefmaria tot zijn verdriet getuige van verschillende culturele en sociale omwentelingen die hebben geleid tot een sterk verlies van de eigen verantwoordelijkheid: massaproductie, verschillende vormen van verslaving, van totalitarisme en dictatuur, vertekeningen door het klerikalisme… Hij reageerde met een christelijke fijngevoeligheid op deze aanvallen op de persoon en zijn vrijheid, door op te komen voor de waardigheid van iedere menselijke persoon.

Een voorbeeld van zijn moed bij de verdediging van de vrijheid van alle mannen en alle vrouwen, van de christenen en van zijn kinderen in het Opus Dei, is te vinden in zijn artikel “De rijkdommen van het geloof”, verschenen in een Madrileense krant van 1969.

Het was de heilige Jozefmaria gegeven om, net zoals wij allen, te leven in een paradoxale culturele situatie waarbij een sterke gewaarwording van de vrijheid zich voegde bij het besef dat deze vrijheid vaak slecht afliep. Dit onder andere omdat men de vrijheid eenzijdig interpreteerde als zomaar een keuzemogelijkheid, los van de volmaaktheid waartoe de persoon geroepen is.

We merken ook dat veel van onze tijdgenoten als het ware afstand doen van de persoonlijke vrijheid, als het gaat om de opbouw van de maatschappij; het is een soort ontkenning van de eigen persoonlijkheid, waardoor het gebruik van de vrijheid bijna onbewust overgedragen wordt aan andere instanties.

Het komt vaak voor dat de staat zelf voorziet in alle behoeften van de burgers en hierdoor eigenlijk hun verantwoordelijke vrijheid in slaap sust. Veel medemensen –die ruime keuzemogelijkheden krijgen in ondergeschikte zaken– zijn nauwelijks vrij, omdat ze niet langer meer willen denken of omdat met hun recht op juiste informatie de vloer is aangeveegd door allerlei ongrijpbare mechanismen. Geconfronteerd met de invloed van bepaalde machtsstructuren, van marketing- en communicatietechnieken, vervallen mensen in de anonimiteit. Ze trekken zich onbewust terug in het private domein, en hebben hun waardigheid prijsgegeven van actieve medeburgers in de opbouw van de maatschappij, in de wereld van de arbeid, in de menselijke vooruitgang.

Door zijn onderricht helpt de heilige Jozefmaria om zich te beschermen tegen deze verleiding om de vrijheid en de verantwoordelijkheid prijs te geven, en hij geeft aan het werk en het gezinsleven een nieuwe dimensie.

Voor de stichter van het Opus Dei is de vrijheid, in haar eerste en volledige betekenis, een vrijheid in de ogen van God en ten dienste van God, en daarom is ze nauw verbonden met Zijn scheppend werk. Dit werk van God moet tot ontwikkeling komen dank zij de mens, die gemaakt is naar Zijn beeld en gelijkenis. De verantwoordelijkheid is onlosmakelijk verbonden met de vrijheid, en de persoonlijke verantwoordelijkheid gaat met name verloren door de anonimiteit die eigen is aan massale ontwikkelingen. Er blijven slechts individuen over die ontdaan zijn van hun fundamentele persoonlijke waardigheid.

De heilige Jozefmaria zette zich in om de mensen te bevrijden uit de anonieme massa, samengesteld uit individuen die leven in eenzaamheid en los van elkaar, en geen waarachtige menselijke omgang meer hebben met God en hun medemensen.

Als meester in het geestelijke leven wilde hij vrije personen vormen, kinderen van God die strijden om bij Christus te zijn op het kruis en proberen om aan de vrije overgave, en de zelfontlediging van God te beantwoorden met de vrije overgave van zichzelf. Als vrijheid en verantwoordelijkheid hand in hand gaan, zijn ze voor elkaar een stimulans voor de persoonlijke ontwikkeling. Zodra één van beiden ontbreekt, ontstaat een verlies van menselijkheid.

Als hij sprak over persoonlijke vrijheid, dan moedigde de heilige Jozefmaria de christenen aan om samen met andere burgers actief deel te nemen in de meest uiteenlopende verenigingen, vakbonden, politieke partijen en om te proberen invloed uit te oefenen op de menselijke beslissingen waar het heden en de toekomst van de maatschappij van afhangen.

Hij heeft het vaak in deze betekenis uitgedrukt: “Gebruik je vrijheid om, met je aanleg en kwaliteiten, actief deel te nemen aan wat waardevolle openbare of particuliere instellingen van je land doen. Laat je daarbij door je christelijk verantwoordelijkheidsgevoel leiden. Deze organisaties zijn nooit zonder betekenis voor het tijdelijk of eeuwig welzijn van de mensen.” [2].

De grote uitdagingen van de geschiedenis moeten voor de christenen aanzetten om een verantwoordelijkheidsgevoel uit te dragen dat eigen is mensen die zich geïdentificeerd weten met Christus op het kruis, die mensen te verlost en bevrijdt uit de verslavingen. “Wij kinderen van God, met dezelfde burgerrechten als ieder ander, moeten ‘zonder vrees’ deelnemen aan al het zinvolle en eerlijke wat mensen doen en organiseren, om Christus ook daar aanwezig te stellen. De Heer zal ieder van ons rekenschap vragen als we onze vrijheid, uit nalatigheid of gemakzucht, niet hebben willen gebruiken om invloed te hebben op de activiteiten en beslissingen die het heden en de toekomst van de maatschappij bepalen.” [3]

Zijn inzicht in het belang van de vrijheid voor het menselijke en christelijke bestaan, deed hem heldhaftig opkomen voor de billijkheid van een verscheidenheid aan meningen op professioneel gebied, in de wereld van de politieke, sociale, economische, culturele, theologische, filosofische of artistieke ideeën.

De heilige Jozefmaria is altijd een voorstander geweest van een gezond en legitiem pluralisme, eigen aan een lekenmentaliteit, want een van de fundamentele eigenschappen van deze geest is de vrijheid. En hij stelde deze opvatting van de vrijheid tegenover het klerikalisme en het secularisme, die noch de juiste autonomie van de tijdelijke zaken respecteren, noch de natuur en de wetten die God voorzien had voor zijn schepselen. “Als je echt de grote waarde van de vrijheid begrepen hebt en met heel je hart houdt van deze goddelijke gave voor de ziel, dan heb je ook het pluralisme lief dat een legitiem gevolg is van de persoonlijke vrijheid.” [4]

Op dit gebied heeft de heilige Jozefmaria tegen de stroom in moeten varen. Hij nam het initiatief om mogelijkheden van de vrijheid te ontwikkelen, die hij grondvestte op hun theologische fundament, en verdedigde met kracht de vrijheid als een essentiële eigenschap van de levenswijze van gewone gelovigen.

Hieruit moet men niet afleiden dat priesters of religieuzen niet vrij zouden zijn. Hij wilde eerder benadrukken dat het werk van de gewone gelovigen, als christenen midden in de wereld, geleid moet worden door de vrijheid, en dat hier natuurlijk sprake is van de christelijke vrijheid, in het licht van de waarheden van het geloof, en voornamelijk van de Waarheid die Christus zelf is.

Hij formuleerde dit zeer duidelijk: “Er is geen dogma in tijdelijke zaken.” [5] Hiermee wilde hij geen ‘christelijk liberalisme’ voorstaan, dat de wereldlijke –politieke, wetenschappelijke, kunstzinnige…– activiteiten zou scheiden van het geloof, dat dan gereduceerd zou worden tot een leven van vrome oefeningen en theologische studie. Niets zou tegenstrijdiger zijn met zijn gedachtegang.

Hij heeft altijd een aspect van de boodschap van de heiliging van het werk en de gewone dagelijkse bezigheden met klem bevestigd: het christelijke geloof moet alle tijdelijke problemen begrijpelijk maken en de christen mag niet ophouden christen te zijn wanneer hij parlementariër is, arts, architect of huisvrouw, want hij moet zijn gezin heiligen, zijn werk en de wereld, om ze naar Christus te brengen (hier komt zijn grondgedachte van de eenheid van leven ter sprake). Hij moet dit echter niet doen zoals integristen of fundamentalisten dat doen, maar in vrijheid. Hij moet vermijden dat hij voor zijn persoonlijke opties in het licht van het geloof, al zijn ze nog zo edel en juist, zich op enige wijze van de Kerk bedient.

Het is bekend dat de heilige Jozefmaria de vrijheid van de leden van het Opus Dei heeft verdedigd; hij gaf vaak als voorbeeld hoe in de Prelatuur iedereen denkt en handelt zoals hij zelf wil in alles wat geen geloofskwestie is; hij voegde er zelfs aan toe dat het pluralisme een uiting is van goede geest [6].

Juist daarom was de aanwezigheid van verschillende politieke opvattingen onder de leden van het Opus Dei voor hem een zeer goed teken, en hij benadrukte met klem dat er binnen het Opus Dei geen plaats is voor leden die dogma’s willen opleggen in tijdelijke zaken.

De aanspraak om het christelijke geloof te verbinden met één concrete oplossing op het tijdelijke vlak, zelfs al is ze uitstekend en vloeit ze over van goede bedoelingen, zou een vorm zijn van klerikalisme. Een klerikalisme dat hij met nadruk bestempelde als dwingelandij, die de persoonlijke vrijheid ondermijnt: een houding die onverenigbaar is met de christelijke seculariteit, onscheidbaar van de vrijheid.

Zijn liefde voor de vrijheid bracht hem ertoe moeite te doen om elke gelovige een zeer diepgaande vorming te bieden –ook op theologische vlak– om hem in staat te stellen zich daarna zelf in alle vrijheid te ontwikkelen in de heiliging van zijn werk en in zijn apostolische activiteiten, zonder te wachten op een oproep. Op dit punt, zoals op vele andere, deed hij onopvallend veel baanbrekend werk.

Het is in strijd met de menselijke waardigheid om absolute waarheden te willen instellen in zaken die iedereen noodzakelijkerwijze vanuit zijn eigen oogpunt moet overwegen, volgens zijn eigen belangen, zijn culturele voorkeuren en zijn persoonlijke ervaring [7]. Deze omstandigheid wordt soms –terecht– ervaren als een uiting van de menselijke begrensdheid. Toch wordt dit hier eerder naar voren gebracht als een onderdeel van de menselijke waardigheid. De heilige Jozefmaria legt nu het accent op de waardigheid van de mens in de intellectuele rijkdom die zijn inzichten inspireert: daarom leidt de pretentie om ‘absolute waarheden’ in dergelijke aangelegenheden vast te stellen, tot een verarming, een wantrouwen ten opzichte van de inbreng van anderen in de waarheid, en dat staat in tegenstelling tot de menselijke waardigheid.

Hij aarzelt dan ook niet te bevestigen dat, in bepaalde gevallen, meerdere oplossingen mogelijk zijn en dat die zelfs met elkaar verenigbaar zijn. De heilige Jozefmaria zei dat iedereen zijn eigen mening moet hebben in de tijdelijke zaken, een mening die niet noodzakelijk voor iedereen gelijk zal zijn. Talloze standpunten kunnen inderdaad ook beschouwd worden als goede en edelmoedige oplossingen, en waardering verdienen van iedereen.

Het is mogelijk dat men zich vergist, zei hij, maar het is ook mogelijk om gelijk te hebben als anderen ook gelijk hebben. Een voorwerp dat ‘hol’ is voor de één, kan ‘bol’ zijn voor degenen die het vanuit een ander perspectief bekijken.

Het is goed om te bedenken dat de heilige Jozefmaria de vrijheid beschouwt in haar diepzinnigste betekenis, vanuit het perspectief waaruit de Heilige Geest hem het kindschap Gods heeft laten ervaren en in zekere zin begrijpen. Kind van God zijn, betekent een vrije persoon zijn.

De vrijheid van de kinderen van God is de vrucht van de zelfontlediging van het Woord. Op het Kruis bewijst Christus, op een sublieme manier en een met volledige vrijheid, zijn oneindige liefde voor de wil van de Vader en zijn verlangen om alle mensen te verlossen door zijn Lijden en zijn Dood. Daar vindt de overwinning van de verrijzenis plaats. De beweging van Liefde tussen de drie goddelijke personen is op zijn hoogtepunt in de Passie. De christenen lessen hun dorst aan deze liefde en moeten zich met deze liefde vereenzelvigen.

Als het uur aanbreekt dat door God is vastgesteld om de mensheid vrij te kopen van de slavernij van de zonde, zien we Jezus Christus op Getsemane. Hij lijdt smartelijk, tot bloedzwetens toe (vgl. Lc 22, 44). Hij neemt vrijwillig en edelmoedig het lijden op zich dat de Vader van hem vraagt.” [8].

Deze vrijwillige en edelmoedige offergave is de uiting van een zeer verheven verlangen om de hele mensheid te dienen. Dit is de manier waarop Christus voor ons de vrijheid heeft verkregen.

[1] Vrienden van God, nr. 38.

[2] De Smidse, nr. 717.

[3] Ibid, nr. 715.

[4] Gesprekken met Mgr. Escrivá, nr. 98.

[5] Artikel Las riquezas de la fe [Rijkdom van het geloof], verschenen in ABC, Madrid, 2 november 1969.

[6] Gesprekken met Mgr. Escrivá, nr. 98.

[7] Artikel Las riquezas de la fe [Rijkdom van het geloof], verschenen in ABC, Madrid, 2 november 1969.

[8] Vrienden van God, nr. 25.