Pelgrimstocht door woestijnen hedendaagse wereld

Bij aanvang van het "Jaar van het Geloof" sprak paus Benedictus XVI op het Sint Pietersplein een rede uit, waarin hij sprak over “geestelijke verwoestijning”,van waaruit “opnieuw de vreugde van het geloof” kan worden ontdekt, “het vitaal belang ervan voor ons, mannen en vrouwen.”

1. Eerbiedwaardige broeders, Dierbare broeders en zusters,

Vijftig Jaar na de opening van het Tweede Vaticaans Concilie beginnen wij vandaag met grote vreugde het Jaar van het Geloof. Ik ben blij alle aanwezigen te begroeten, in het bijzonder Zijne Heiligheid Bartholomeüs I, patriarch van Constantinopel, evenals Zijne Hoogheid Rowan Williams, aartsbisschop van Canterbury. Ik denk bijzonder aan de hoogste patriarchen en aartsbisschoppen van de Oosterse katholieke Kerken en de Voorzitters van de Bisschoppenconferenties. Om het Concilie te gedenken, waarvoor sommigen onder de hier aanwezigen – die ik van harte groet – de genade kenden het persoonlijk te hebben meegemaakt, wordt deze viering nog verrijkt door enkele specifieke tekens: de intredeprocessie herinnert aan de onvergetelijke processie van de Concilievaders bij hun plechtige intrede in deze Basiliek; de inhuldiging van het Evangelieboek - een kopie van het boek dat tijdens het Concilie werd gebruikt; de zeven slotboodschappen van het Concilie evenals de Catechismus van de Katholieke Kerk die ik op het einde van de Mis, voor de zegen, zal overhandigen. Deze tekens doen ons niet alleen terugkijken, maar bieden ons ook de gelegenheid dit perspectief te overstijgen om verder te zien. Zij nodigen ons uit voorwaarts te gaan in de spirituele beweging die Vaticanum II kenmerkt, om het ons toe te eigenen en er zijn volle zin aan te geven. Die zin is en blijft het geloof in Christus, het apostolisch geloof, bezield door het innerlijk elan dat aanspoort om Christus aan elke mens en alle mensen te verkondigen tijdens de pelgrimstocht van de Kerk op de wegen van de geschiedenis.

2. Het verband tussen het [d"354] dat wij vandaag beginnen en de weg die de Kerk de laatste 50 jaar heeft afgelegd, is duidelijk: te beginnen bij het Concilie, vervolgens via het Leergezag van de Dienaar Gods Paulus VI die reeds in 1967 een Jaar van het Geloof had afgekondigd, tot aan het Grote Jubileum van het jaar 2000 waarmee de zalige Johannes Paulus II Jezus Christus opnieuw aan heel de mensheid heeft voorgesteld als de enige Redder, gisteren, vandaag en voor altijd. Die twee Pausen, Paulus VI en Johannes Paulus II, hadden dezelfde totale en diepe gerichtheid op de Persoon van Christus - centrum van de kosmos en de geschiedenis, en dezelfde apostolische ijver die hen aanspoorde Hem aan de wereld te verkondigen. Jezus is het centrum van het christelijk geloof. Het is door Jezus dat een christen in God gelooft, Hij heeft ons Gods gelaat geopenbaard. Jezus Christus is de vervulling van de Schriften en hun definitieve vertolker. Hij is niet alleen voorwerp van geloof, maar zoals de Brief aan de Hebreeën zegt: “de aanvoerder en voltooier van ons geloof” (Hebr. 12, 2).

3. Het Evangelie van deze dag zegt ons dat Jezus, door de Vader in de Heilige Geest gezalfd, het ware en eeuwige onderwerp is van de evangelisatie. “De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen” (Lc. 4, 18). Deze zending van Christus, deze beweging, gaat verder in ruimte en tijd, door de eeuwen heen en over de continenten. Een beweging die uitgaat van de Vader en met de kracht van de Geest het goede nieuws brengt bij de armen van alle tijden, in materiële en spirituele zin. De Kerk is het eerste en noodzakelijke instrument van dit werk van Christus omdat zij met Hem verenigd is zoals het lichaam met het hoofd. “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 21, 20). Dat zegt de Verrezene tot de leerlingen en terwijl Hij over hen blaast, vervolgt Hij: “Ontvangt de heilige Geest”. (Joh. 21, 22) God is het belangrijkste onderwerp van de evangelisatie van de wereld, door Jezus Christus. Maar Christus zelf heeft Zijn zending aan de Kerk willen doorgeven, Hij heeft het gedaan en blijft het doen tot het einde der tijden door de Heilige Geest over de leerlingen uit te storten, dezelfde Geest die over Hem neerdaalde en gedurende heel Zijn leven op aarde in Hem bleef en Hem de kracht gaf “aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer” (Lc. 4, 18-19).

4. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft geen speciaal document willen wijden aan het thema van het geloof. Toch was het geheel bezield door het besef en verlangen om zich als het ware opnieuw in het christelijk mysterie onder te dompelen, om het opnieuw doeltreffend aan de hedendaagse mens te kunnen aanbieden. Hierover verklaarde de Dienaar Gods Paulus VI, twee jaar na het slot van de Concilievergadering: “Al spreekt het Concilie niet expliciet over het geloof, het brengt het op elke bladzijde ter sprake, het erkent zijn vitaal en bovennatuurlijk karakter, het roemt de volledigheid en kracht van het geloof en bouwt er al zijn leerstellige uitspraken op. Het zou volstaan enkele uitspraken van het Concilie in herinnering te brengen (...) om zich rekenschap te geven van het wezenlijk belang dat het Concilie, in overeenstemming met de leerstellige traditie van de Kerk, aan het geloof toekent, aan het ware geloof dat Christus als bron heeft en het leergezag van de Kerk als kanaal." Zo heeft Paulus VI zich toen uitgedrukt.

5. Maar nu moeten wij teruggaan naar degene die het Tweede Vaticaans Concilie heeft bijeengeroepen en geopend: de zalige Johannes XXIII. In zijn openingstoespraak, hield hij het belangrijkste doel van het Concilie voor: “Ziehier wat het Oecumenisch Concilie aanbelangt: dat de sacrale inhoud van de christelijke leer zou verdedigd en doeltreffender onderricht worden. (...) Hoofddoel van dit Concilie is dus niet de bespreking van een of ander leerstellig onderwerp ... daar is geen Concilie voor nodig ... Het is noodzakelijk dat deze zekere en onveranderlijke leer, die trouw moet gerespecteerd worden, bestudeerd wordt en aangeboden op een manier die beantwoordt aan de eisen van onze tijd”.

6. In het licht van deze woorden begrijpt men wat ik zelf heb kunnen ervaren: tijdens het Concilie was het aangrijpend hoe iedereen gericht was op de plicht de waarheid en schoonheid van het geloof in het nu van onze tijd te laten schitteren, zonder het weliswaar op te offeren aan de eisen van het huidig ogenblik of in het verleden op te sluiten: in het geloof weerklinkt Gods eeuwig nu, dat de tijd overstijgt en door ons slechts kan ontvangen worden in het unieke vandaag. Daarom acht ik het allerbelangrijkst, vooral voor een zo belangrijke verjaardag als deze, om deze positieve gerichtheid, dit verlangen om Christus opnieuw aan de hedendaagse mens te verkondigen, in heel de Kerk opnieuw aan te wakkeren. Maar opdat dit innerlijk elan voor de nieuwe evangelisatie niet slechts een idee blijft of door verwarring besmet is, moet het op een concreet en precies fundament steunen en dat fundament bestaat uit de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie waarin het verwoord staat. Daarom heb ik meermaals de nadruk gelegd op de noodzaak om bij wijze van spreken terug te gaan naar de letter van het Concilie – namelijk naar zijn teksten – om er ook de authentieke geest van te vatten, en ik heb herhaaldelijk gezegd dat het ware erfgoed van het Tweede Vaticaans Concilie daarin bevat is. De verwijzing naar de documenten behoedt voor overdrijvingen of achterhaalde nostalgie en voor vooruitlopen en maakt het mogelijk het nieuwe binnen de continuïteit te vatten. Het Concilie heeft niets nieuws voortgebracht inzake geloof en heeft het oude niet willen verwijderen. Het heeft er eerder voor willen zorgen dat hetzelfde geloof in het heden beleefd blijft, dat het een levend geloof blijft in een veranderende wereld.

7. Als wij de authentieke richting aanvaarden die de zalige Johannes XXIII aan Vaticanum II heeft willen geven, zullen wij ze heel dit Jaar van het Geloof kunnen actualiseren op de unieke weg van de Kerk die het geloof dat Christus haar heeft toevertrouwd, voortdurend wil verdiepen. De Concilievaders wilden het geloof op een efficiënte manier aanbieden. En als zij met vertrouwen open stonden voor dialoog met de moderne wereld, is het juist omdat zij zeker waren van hun geloof, van de stevigheid van de rots waarop zij steunden. In de daarop volgende jaren echter, hebben velen de heersende mentaliteit zonder onderscheiding overgenomen, en de fundamenten ter discussie gesteld van het depositum fidei, dat zij helaas niet meer in heel zijn waarheid als het hunne aanvoelden.

8. Als de Kerk vandaag een nieuw Jaar van het Geloof aanbiedt en een nieuwe evangelisatie, is het niet om een verjaardag te vieren, maar omdat we het nodig hebben, meer nog dan 50 jaar geleden! En het antwoord op die nood, is het antwoord dat de Pausen en Concilievaders wilden en dat in deze documenten bevat ligt. Het initiatief om een Pauselijke Raad ter Bevordering van de Nieuwe Evangelisatie in het leven te roepen, die ik dank voor de inspanningen voor het Jaar van het Geloof, past in dit perspectief. De laatste decennia heeft een voortschrijdende spirituele “verzanding” gekend. Wat ten tijde van het Concilie een leven, een wereld zonder God kon betekenen, kon men reeds gewaarworden op sommige tragische bladzijden van de geschiedenis, maar vandaag zien we dat helaas alle dagen rondom ons. De leegte heeft zich verspreid. Maar juist vanuit de ervaring van deze woestijn, deze leegte, kunnen wij opnieuw de vreugde ontdekken van te geloven, het vitaal belang ervan voor ons, mannen en vrouwen. In de woestijn ontdekt men opnieuw de waarde van wat essentieel is om te leven; in de huidige wereld zijn er talloze tekens van de dorst naar God, van de uiteindelijke zin van het leven, al worden ze dikwijls impliciet of negatief uitgedrukt. En in de woestijn zijn vooral mensen van geloof nodig die door het voorbeeld van hun leven de weg tonen naar het beloofde Land en zo de hoop levend houden. Een beleefd geloof opent het hart voor Gods genade, die van pessimisme bevrijdt. Vandaag meer dan ooit, betekent evangeliseren getuigen van een nieuw leven, door God getransformeerd, en zo de weg wijzen. De eerste lezing sprak ons over de wijsheid van de reiziger: de reis is een beeld van het leven en de wijze reiziger is degene die de kunst van het leven heeft geleerd en in staat is het met zijn broeders te delen – zoals dit gebeurt bij pelgrims op weg naar Santiago de Compostella of op andere wegen die recent, en niet toevallig, meer begaan worden. Hoe komt het dat zoveel mensen de behoefte hebben deze wegen te gaan? Zou het niet zijn omdat zij daar iets vinden of tenminste gewaar worden van de zin van ons in de wereld zijn? Wij kunnen ons dit Jaar van het Geloof op deze wijze indenken: een pelgrimstocht in de woestijnen van de hedendaagse wereld, waarbij wij alleen het essentiële moeten meenemen: geen stok, geen reiszak, geen brood, geen geld en geen twee bovenkleren – zoals de Heer tot Zijn apostelen zegt wanneer Hij hen uitzendt – maar wel het Evangelie en het geloof van de Kerk waarvan de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie de heldere verwoording zijn, en ook de Catechismus van de Katholieke Kerk, die nu twintig jaar geleden gepubliceerd werd.

9. Eerbiedwaardige en dierbare broeders, op 11 oktober 1962 werd het feest gevierd van de Maagd Maria, Moeder van God. Aan Haar vertrouwen wij dit Jaar van het Geloof toe, zoals ik dat een week geleden heb gedaan toen ik op bedevaart was naar Loretto. Moge de Maagd Maria altijd stralen als de Ster op de weg van de nieuwe evangelisatie. Moge Zij ons helpen om de aansporing van de apostel Paulus in praktijk te brengen: “Het woord van Christus moge in volle rijkdom onder u wonen. Leert en vermaant elkander met alle wijsheid. Zingt voor God met een dankbaar hart psalmen, hymnen en liederen, ingegeven door de Geest. En al wat gij doet in woord of werk, doet alles in de naam van Jezus de Heer, God de Vader dankend door Hem” (Kol. 3, 16-17).

Vertaling door rkdocumenten.nl