“Heer, zoveel zielen die nog zo ver van U zijn”

Ik zie uw Kruis, Jezus, en ben gelukkig met uw genade, want de Heilige Geest is ons geschonken als beloning voor uw Calvarië... En elke dag geeft U zich aan mij, vol liefde - dwaas van liefde! - in de heilige Hostie...

En U hebt me kind van God gemaakt! En U hebt mij uw Moeder gegeven. Ik kan U daarvoor niet genoeg bedanken. Een andere gedachte die bij me opkomt, Heer: er zijn zoveel zielen die nog zo ver van U zijn! Voed in je leven een hartstocht voor het apostolaat, zodat ze Hem leren kennen... Hem beminnen... en zich door Hem bemind weten!
De Smidse, 27

Wat een respect, wat een waardering en wat een liefde moeten wij voor ieder mens afzonderlijk voelen, als we bedenken dat God van die mens houdt omdat die van Hem is!
De Smidse, 34

Bij de schijnbare onvruchtbaarheid van het apostolaat bestormen je de eerste symptomen van een golf van ontmoediging, die met kracht wordt gebroken door je geloof... Toch besef je dat je meer geloof nodig hebt: een nederig, levend en werkzaam geloof.
Jij, die zo verlangt naar het heil van de zielen, moet als de vader van het zieke kind dat door de duivel bezeten was, uitroepen: Domine adiuva incredulitatem meam, Heer, kom mijn ongeloof te hulp!

Twijfel er niet aan dat het wonder zich zal herhalen.
De Smidse, 257

Ontvang berichten per e-mail

email